Didache 11:3-12 gaat over hoe om te gaan met rondreizende apostelen en profeten. Apostelen mogen niet langer dan een of twee dagen blijven. Apostelen moeten niet meer dan brood voor hun reis naar de volgende bestemming krijgen. Als ze drie dagen of langer blijven of om geld voor zichzelf vragen, zijn ze blijkbaar valse profeten. De woorden apostel en profeet werd blijkbaar uitwisselbaar geacht. Valse profeten zijn kenbaar aan hun verkeerde levensstijl; mensen moeten wel erg oppassen dat ze de in de geest gesproken woorden van een echte profeet niet van kritiek voorzien, want dat is een onvergefelijke zonde.
13.1-7 Als een ware profeet zich wil vestigen bij een gemeente, moet die gemeente in zijn levensonderhoud voorzien, net zoals het goede leraren moet onderhouden. De profeten ‘zijn als uw hogepriesters’. Als er geen profeten zijn, moeten de gelovigen toch hun eerstelingen geven, maar dan voor de armen.
14:1-2 En wanneer u samenkomt, telkens op de Dag des Heren, breekt dan brood en geef dank [eucharistie]. Maar belijdt eerst uw zonden zodat uw offer zuiver is. En laat niemand die een ruzie heeft met zijn vriend meedoen totdat ze verzoend zijn, opdat uw offer niet wordt ontheiligd.15:1-2 Stel voor uzelf bisschopen [episkopoi] en diakenen aan die de Here waardig zijn […] Want ze vervullen voor u de taak van profeten en leraren. Minacht ze daarom niet, want ze zijn eerbare mannen onder u, samen met de profeten en leraren.’
Bovenstaande gedeeltes wekken de indruk dat de kerk (nog) door veel charismatische rondreizende leiders werd bezocht, maar dat geleidelijk lokaal leiderschap hun rol overnam. Aangezien we uit boekjes als die van Clemens (Rome), Ignatius (Syrie, Turkije) deze indruk niet krijgen, omdat daar het leiderschap al veel meer gestructureerd is, mag je concluderen dat de Didache waarschijnlijk toch wel een heel vroeg boekje was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten