donderdag 12 februari 2009

Twee wegen

De Didache opent met een lange beschrijving van de twee wegen waaruit elk mens moet kiezen, namelijk de weg ten leven en de weg tot de dood. Dit is Didache 1:1-6:2. Michael W. Holmes noemt dit gedeelte een 'verchristelijking' van bestaande soortgelijke Joodse morele instructies.[1]

De weg ten leven begint met de hoofdsom van de wet te poneren; het gaat om het liefhebben van God en de naaste. De concrete invulling daarvan lijkt sterk op de Bergrede van Jezus Christus zoals gegeven in Matteus 5-7 en Lukas 6. De beschijving van de Didache van deze geboden en verboden ademt een Joodse en een ‘primitieve’ geur.

Het is mogelijk dat de Didache deze moraalleer heeft gebaseerd op Matteus en Lukas, maar het lijkt waarschijnlijker dat het gebaseerd is op dezelfde bronnen die Matteus en Lukas hebben gebruikt. Veel geleerden dateren dit gedeelte van de Didache in het jaar 50 na Chr., maar enige zekerheid is hierover niet.

De aanwijzingen in het gedeelte over de twee wegen zouden materiaal kunnen zijn dat werd gebruikt in de catechese voor nieuwe dopelingen in de zeer vroege kerk. Over het kerkelijk levem doet dit eerste gedeelte een paar mededelingen, die vooral op de leken in de gemeente lijken te zijn gericht:
Mijn kind, gedenk dag en nacht degene die het woord van God aan u preekt, en eer hem als ware hij de Heer. Want waar de heerschappij wordt gepreekt, daar is de Heer. Verder, u moet dagelijks de aanwezigheid van de heiligen zoeken, zo dat u steun in hun woorden zult vinden. U moet geen verdeeldheid veroorzaken, maar maak vrede tussen hen die ruzie maken.(Didache 4:1-3)
In de kerk moet u uw overtredingen belijden, en u moet het gebed niet benaderen met een kwaad geweten. (Didache 4:14)
Voetnoten:

[1] Michael W. Holmes (ed and translator), The Apostolic Fathers (Grand Rapids, 1992, 2007), p. 335.

Geen opmerkingen: